Tot aan Wereldoorlog II is de Grebbelinie onze belangrijkste verdedigingslinie. De aanleg van de talloze versterkingen begon in 1745. De linie liep van de Oostdijk bij Bunschoten-Spakenburg naar Rhenen. Het doel was: bescherming bieden aan west-Nederland – destijds het centrum van de Republiek – tegen aanvallen uit het oosten.
De linie bestond uit aarden forten, sluizen en kazematten. Hele delen van de versterking konden blank staan. Inundatie werd voor het eerst toegepast in 1794-1795 om het noordelijke Franse leger te weren. Het was zinloos, want het leger liet de linie voor wat ‘ie was en trok via de Betuwe over de bevroren rivieren naar Utrecht en Amsterdam.
Helden
In 1939 werd de Grebbelinie versterkt. Vijftigduizend soldaten groeven zich in, waarvan 15.000 bij Rhenen. Hele delen van de linie kwamen onder water te staan, het leverde nauwelijks iets op.
De Duitse aanval van 10 mei 1940 concentreerde zich op 11 mei op de Grebbe bij Rhenen. Er vonden heroïsche gevechten plaats. Van de soldaten die hier heldendaden begingen noem ik er slechts twee: majoor J.H.A. Jacometti bood stevig verzet en verloor samen met velen het leven. En majoor W.P. Landzaat. Hij maande zijn mannen zich in veiligheid te brengen. Vanuit een paviljoen naast Ouwehands Dierenpark vocht hij door en sneuvelde.
Drie dagen duurde de strijd om de Grebbe. Daarvan is – op het Militair Ereveld na – weinig meer terug te vinden. Alleen restanten van kazematten, met blad bedekte sporen van loopgraven en schuttersputten en door de strijd getekende bomen. Behalve cultuur-historisch erfgoed is de Grebbelinie nu ook een belangrijke ecologische zone.