De Stichtse Vecht, de oude doorvaarroute tussen Rijn en Zuiderzee, die begint bij de Weerdsluis in Utrecht, is een van de mooiste rivieren van het land. De Vecht stroomt langs plekken waar Amsterdamse kooplui in de Gouden Eeuw hun statige buitenhuizen lieten bouwen. Lang geleden zijn veel van die magnifieke villa’s vervangen door op oud lijkende ‘nieuwbouw’, maar die oogt zeker niet lelijk.
Begin vorige eeuw stapte ene Bob Spoelstra langs de Vecht. Als A. den Doolaard zou hij later onder meer De herberg met het hoefijzer en De druivenplukkers schrijven. Den Doolaard was een wandelaar van formaat. Onvermoeibaar zwierf hij langs ‘s heeren wegen. In zijn jeugd liep hij vanuit zijn woonplaats Den Haag naar Breukelen. ‘Drie achtereenvolgende zomers verkende hij de streek systematisch’, schrijft Hans Olink in Dronken van het leven, zijn biografie over Den Doolaard. ‘Vanuit Breukelen (liep hij) naar de zestiende-eeuwse boerderij Ruwiel, halverwege het buurtschap Oud-Aa en vandaar hogerop langs de Aa, die in de Angstel overgaat en vervolgens in het Gein.’
Tijdens wandelingen langs de Utrechtse Vecht zag Den Doolaard daar nagenoeg hetzelfde als wat wij zien: stokoude huizen, die sterk doen denken aan een oudhollands schilderij.
Romeinse legioenen
Tegenwoordig lopen we niet, maar rijden langs de Utrechtse Vecht, die langs Maarssen, Breukelen, Loenen, Weesp en Muiden in het IJmeer stroomt. Toen was de rivier gevuld met handelsverkeer, nu met pleziervaart. Maar bedenk: over de Fectio, de oude naam van deze stroom, verplaatsten zich Romeinse legioenen en soldaten uit de armee van Karel de Grote, een uit het water gevist steekwapen is daar een voorbeeld van. Het Karolingisch zwaard ligt in het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden.
De kronkelige weg langs de rivier bestaat al eeuwen. Voorzichtig rijden is hier wel geboden. Menig snelrijder belandde in het water, soms met dodelijke afloop. Maar het doet niets af aan de grote regionale betekenis van deze fluisterstille rivier. In 1952 verscheen er een provinciaal volkslied over de Vecht, luister maar.
Langs de Vecht en d’oude Rijnstroom
Strekt zich wijd het Stichtse land.
Willibrord ontstak Uw fakkel,
Die onblusbaar verder brandt;
Waar ’s Lands Unie werd geboren,
Utrecht, hart van Nederland!
Utrecht, parel der gewesten,
‘k Min Uw bos en lustwarand’.
’n Eigen stempel draagt Uw landschap:
Plas, rivier of heid’ en zand,
Weid’ en bongerd, bont verscheiden,
Utrecht, hart van Nederland!
Utrecht, nobel, nijver Utrecht,
Middelpunt naar alle kant,
Aan uw eigen stijl en schoonheid
Houd ik steeds mijn zin verpand.
Blijv’ in goed’ en kwade dagen:
Utrecht, hart van Nederland!