Er zijn schrijvers en GROTE SCHRIJVERS. De tien jaar geleden overleden Harry Mulisch was één van de allergrootste schrijvers. Zijn oeuvre staat op één lijn met dat van andere hele grote schrijvers, zoals Dostojevski en Hemingway. Zijn boeken bieden het beste wat kunst teweegbrengt: de verklaring van de wereld.
Op 30 oktober 2010 vernam ik het nieuws van zijn heengaan op een parkeerplaats in Duitsland. Meteen moest ik denken aan een Koninginnedag in de jaren negentig in druk Amsterdam waar ik hem zag lopen op het Leidseplein. Gestoken in een spierwit pak vormde hij een dissonant met al die T-shirts en spijkerbroeken. Langzaam schreed hij door de massa die als door onzichtbare hand gedreven commentaarloos uiteen week. Aan zijn ogen zag ik dat hij genoot van de zwijgende adoratie.
Tien jaar na zijn dood verkopen nog altijd De aanslag en De ontdekking van de Hemel goed wat jammer is, want Mulisch schreef zo veel meer en elk boek is een juweel. Het zijn vooral de romans die Mulisch faam gaven. Zijn toneelstukken zijn ook niet slecht maar werden slechts enkele malen opgevoerd. In de jaren zeventig was hij gek op het spelen met woorden waaruit gedichten ontstonden. Mulisch torende ver uit boven die twee andere Nederlandse auteurs: Willem Frederik Hermans en Gerard Reve. Wie zijn boeken leest krijgt het gevoel dichter bij de wereld te staan. Op zijn begrafenis doorbrak een regenboog de grauwe lucht. Een teken van kleurig licht, alsof Mulisch de rouwenden hiermee duidelijk wilde maken: ‘Dat is gewoon niks voor mij, doodgaan.’