Heerlijk op het IJsselmeer

De Friese vlag – erkend in 1897 – met pompeblêden – plompe- of waterleliebladeren. Ze staan symbool voor de zeven zeelanden.

Heerlijk op het IJsselmeer! Zeker op warme dagen, als veel landrotten een bezoek brengen aan de historische Zuiderzeesteden langs het Natte Hart.

Zeiljachten zijn de beste boten om het IJsselmeer mee te bevaren.

Historische schepen zie je veel op het IJsselmeer, zoals deze viermaster.

Veel schippers bevaren het in deze tijd rustige IJsselmeer, In de jachthavens liggen allerlei zeiljachten die het groene water – gekleurd door de vele voedingsstoffen – doorsnijden. Het meer – ons grootste zoetwaterreservoir – is hoogstens vierenhalve meter diep. Alleen voor Lelystad liggen geulen tot een diepte van zo’n negenenhalve meter. Die zijn uit de tijd van de getijdenwerking, toen het de Zuiderzee was. Bij de komst van de Afsluitdijk (1932) verloor het IJsselmeer niet alleen eb en vloed, ook het zout water ging teloor. Zoet water stroomt binnen via de IJssel, de Overijsselse en Utrechtse Vecht.

Een stokoude driemaster, maar hij vaart.

Wereldhandel

Varend over het meer dien je niet te vergeten dat dit water ooit onze belangrijkste toegang tot de wereldhandel was. Het was het domein van de VOC en de WIC. Zodra de vuurtoren op Urk in zicht kwam sloegen schippers uit Amsterdam links af richting de Noordzee. Dat gaf ze de juiste diepte, althans dat vertelde burgemeester Nicolaes Witsen van Amsterdam in augustus 1697 aan zijn voorname gast tsaar Peter de Grote van Rusland, die zeer geïnteresseerd was in de Nederlandse negotie.

Dit eeuwenoude hotel staat in de haven van Stavoren..

Stavoren

De Vrouwe van Stavoren verachtte het goede, ze ondervond armoe.

Hoe belangrijk die handel was is nog steeds zichtbaar in de Hanzesteden langs het meer, zoals Elburg, Harderwijk en Stavoren, de eerste Nederlandse stad met stadsrechten. Stavoren verloor zijn uitmuntende handelspositie aan Amsterdam en Antwerpen. Uit die teloorgang ontstond de sage van het vrouwtje van Stavoren. Zij wilde altijd meer en meer en zag in het normale geen waarde. Een lading graan liet ze overboord kieperen. Het scheepsvolk waarschuwde haar voor armoe. Woedend wierp ze haar gouden ring in het water. ‘Die zie ik nooit meer terug, evenmin verval ik tot armoe.’ Tot een bediende haar op een dag een vis bracht met de ring in zijn buik. Daarmee was haar lot bezegeld, ze stierf in diepe armoede.

Dit bericht is geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink.