Weinig ontroert me zo als klassieke muziek. Het is beter om er in alle rust naar te luisteren, want alleen dan bereik je de broodnodige contemplatie. Op vakantie neem ik altijd een MP3-speler mee. Zo kan ik overal luisteren naar de mooiste muziek.
Ergens begin jaren zeventig kreeg ik een platenspeler. Grammofoonplaten waren destijds duur. Een LP van een goede band kostte tussen de 15 en 21 gulden, een singletje nam je mee voor 4.50 gulden. Bij de tweedehandsboekhandel De Slechte waren platen goedkoop. Daar lagen destijds afgedankte 75-toeren platen voor een habbekrats. Op die platen stond klassieke muziek van onder meer Bach, Beethoven, Tsjaikovski en Vivaldi. Ik vond de muziek prachtig en draaide de platen grijzer dan ze al waren.
Diepgang
Zeg nou niet dat muziek van Bach somber is. Ga er eerst eens goed voor zitten en luister dan naar de ongelooflijke diepgang van deze muziek, vol van een geheimzinnig levenselixer. De muziek voert je mee naar een oneindige verte, verveelt nooit en verrijkt je met nieuwe gezichtspunten. Idem dito composities van Beethoven, Mozart en ach zo kan ik nog wel een tijdje doorgaan.
Maar met deze ontboezeming is het altijd uitkijken geblazen. Vertel ik hem aan iemand die zich ‘een kenner van klassieke muziek’ noemt dan zal hij me meewarig aankijken. Voor die persoon is gevoel meestal bijzaak, hem gaat het vooral om techniek. Feilloos kent hij zijn weg in de partituren, heeft een brede kennis van menuetten, scherzo’s, sonates en suites. Voor hem ben ik slechts een amateur. Het zal wel, ik vind het gewoon mooi. Evenals veel filmmuziek. Met populaire muziek heb ik nooit iets gehad, behalve met chansons.