In Amsterdam is altijd wel wat te doen. Zeker op het Museumplein. Bij de grote musea, het Rijksmuseum, Stedelijk en Van Gogh, stikt het van de toeristen. Maar ook het kleine Moco, naast het Van Gogh Museum, trekt met werk van de Britse kunstenaar Banksy veel publiek.
Banksy – niemand kent zijn echte naam of heeft hem ooit gezien – maakt, doorgaans bij nacht en ontij, humoristische afbeeldingen, vaak doet hij dat op muren of de straat, het kan ook elders zijn – in een dierentuin bijvoorbeeld. Zijn werk gaat altijd gepaard met een opbeurende slogan voor onder meer de vrijheid.
Banksy’s werk is van hoge kwaliteit. In het British Museum hing hij ongezien een schilderij op van een rotstekening waarop een mens uit de steentijd een winkelwagentje voortduwt. ‘Na ontdekking– Wikipedia – voegde het museum het schilderij meteen toe aan de permanente collectie.’
Te koop
Banksy zelf is niet blij dat zijn werk in het Moco hangt waar het tegelijk, en dit is bijzonder en opvallend, ook te koop is. Daarmee is Moco tevens een galerie. Werk van Banksy is niet goedkoop. In coronatijd verkocht Moco Banksy’s schilderij Monkey Poison – een chimpansee die aan een blik benzine lurkt – voor 1,4 miljoen euro. Van de opbrengst betaalde de staf het personeel. Is het slim als een museum zijn kunstwerken verkoopt? Nee, ontegenzeggelijk is het cultureel ondernemerschap, maar vooral ook een schop tegen de taak van een museum: het behoud van cultureel erfgoed.
In het Moco, een initiatief van twee Amsterdamse galeriehouders, het echtpaar Logchies, kun je vrijwel ieder kunstwerk aanschaffen. Reken op prijzen tot ver in de tienduizenden euro’s. Weinigen maken zich daar zorgen over. De bezoekersaantallen – vooral jongeren – zijn torenhoog: 550.000 bezoekers in 2019. Geen mens stoort zich aan de hoge entree: 19,50 euro. De Museum Jaarkaart is niet geldig.