Home

Alles verandert bliksemsnel

De wereld is in nauwelijks 20 jaar totaal veranderd. Internet is de nieuwe Werkelijkheid geworden. Ruim 100 jaar geleden brachten telegraaf, telefoon, stoomboot, en trein, later het vliegtuig ons vooruit. Het ging snel, maar nooit zo snel als nu.

Onze wereld is veranderd in een dorp. Financiën, handel en industrie zijn uitgegroeid tot een georganiseerde productieketen. In dit ‘werelddorp’ met 7 miljard inwoners draait het om globalisering: het openstellen van grenzen voor de gemakkelijke verplaatsing van goederen en diensten.

Die ontwikkeling gaat razendsnel. Alleen een crisis, recessie of oorlog kan er een eind aan maken. Maar zijn de puinhopen aan de kant geschoven dan draait alles gewoon weer door en wellicht nog sneller dan voorheen.

Op deze site wil ik de veranderingen in de wereld volgen. Niet zoals een krant of tijdschrift doet, maar door alleen datgene eruit te pikken wat ik belangrijk vind.

Nederland in WO 1 nu gratis te lezen. Het boek verscheen in 2014.

nederland in wo1

Nederland in wo1


Langer zijn betekent gezond leven

Heb je er wel eens aan gedacht dat hoe langer de mens is, hoe gezonder hij leeft. Door de tijd heen is de menselijke lengte altijd aan variaties onderhevig geweest. Duizend jaar geleden waren ‘Nederlanders’ langer dan in 1750 of in 1850. Dat betekent dat we in de Middeleeuwen gezonder leefden dan lang in de tijd daarna.

Pieter Janszn Quast (1605/1606-1647) De voetoperatie, een barbier opereert de voet van een oude man. Hij doet dat tussen zijn werk als kapper door.

Pas in de twintigste eeuw is er weer sprake van lichaamsverlenging. Momenteel wonen in Nederland de langste mensen van de wereld. De lengte van mannen is gemiddeld 184 centimeter en die van vrouwen ruim 170 centimeter. En we groeien nog steeds, want 2,5 procent van de bevolking piekt met een lengte van 198 centimeter voor mannen en 184 centimeter voor vrouwen boven alle anderen uit.

Tregement der ghesontheyt uit 1514: ook toen wisten ze dat persoonlijke verzorging, zoals een bad nemen, gezond is.

Over de Middeleeuwen – 400 tot 1100 – hoor je altijd sombere verhalen. Wat een slechte tijd denk je dan. Het tegendeel is waar. Want het eten van toen was helemaal niet slecht. Sterker, het was juist heel gevarieerd. Het bestond uit graan, vruchten, groente, zuivel, vlees, vis en schelpdieren. Pas rond 1200 als er steeds meer steden ontstaan, het economisch belang aan terrein wint en er levensgevaarlijke epidemieën opduiken, zoals de cholera en de pest, verslechtert de gezondheid rap. Dan eten de armen vooral brood. De middenklasse vult de broodmaaltijd soms aan met vlees en vis. De rijken eten vooral vlees en vis. Voedseluitdelingen konden niet verhelpen dat we slechter bestand waren tegen allerlei ziekten. En zeker niet tegen infecties als de cholera, de tuberculose, de mazelen en de pokken. Waar die vandaan kwamen? We wisten het niet. Of wel: ach ja, het zat allemaal in de lucht. Daarom namen ze in processies het beeld van Sint-Joris mee die een draak bevocht. Uit de brandende drakenbek wrongen zich de meest ellendige ziekten. Weg met dat enge beest!

Lavementen

In de 14e en 15e eeuw wisten we dat we met reinheid ziekten konden bestrijden. Smerigheid hoorde thuis in de hel. Buitenlanders verbaasden zich dan ook over onze schone huizen en straten. En ja, in die tijd waren er ook ziekenhuizen. Vaak met minder dan dertig bedden. De dokters hielden het bij bloedafnames, lavementen en piskijken.

Samuel van Hoogstraten (1627-1678) De bleekzuchtige dame, voor het vaststellen van de juiste diagnose was het voor een arts belangrijk eerst de urine te onderzoeken.

Ik maak een grote sprong naar de negentiende eeuw, een tijd van grote vooruitgang op medisch gebied. Tot 1850 werden de meeste mensen niet ouder dan een jaar of veertig. Door de medische en sanitaire vooruitgang alsmede een veel gezonder leven op alle niveaus leven we nu niet alleen steeds langer maar worden we ook langer. In 150 jaar tijd hebben we er ruim veertig jaar langer leven bij gekregen, dat is toch wel een flinke oppepper.

Agrarische sector produceert meeste stikstof

Vandaag staan snelwegen vol met tractoren. Het kleine Stroe is volgepropt met trekkers. De boeren verzetten zich hardnekkig tegen het stikstofbesluit en iedereen zal dat weten.

Toch staat het gelijk niet aan hun kant. Want de agrarische sector produceert de meeste stikstofverbindingen die schadelijk zijn voor mens en milieu. De overheid had nooit vergunningen mogen afgeven voor veehouderijen bij natuurgebieden. In 2019 bleek het in strijd met de Europese natuurwetgeving. Er volgde een bouwstop, die trof 18.000 projecten. Voor boeren is het niet leuk om te horen, maar hun verzet tegen het stikstofbesluit leidt tot niets.

Energieslurpers

Het is oneerlijk! Wij voeden Nederland, zeggen de boeren. Melk de koe, niet ons. Op het eerste gezicht klinkt dat redelijk, maar het klopt niet. Het kleine Nederland is het tweede landbouwland van de wereld. 70 Procent van onze land- en tuinbouwproducten gaat naar het buitenland. De export levert ons jaarlijks 105 miljard euro op. Heel wat meer dan de import – driekwart van ons voedsel komt uit het buitenland – die bijna 73 miljard euro per jaar kost. Wat we voor onszelf houden zijn vlees en zuivel. Twee producten die ongelooflijk veel energie slurpen en een schadelijke uitstoot hebben. Daarnaast beoefent Nederland een intensieve land- en tuinbouw die jaarlijks tonnen energieslurpende kunstmest vergt.

Natuurlijk is het rot voor boeren die straks hun nering aan de kant moeten schuiven. Tegelijk zeg ik, het kan niet anders. Ons land is te klein voor de intensieve landbouw. We stoten driemaal zoveel schadelijk stikstofgassen uit als het buitenland. De metingen kloppen niet, zeggen de boeren. Aan die boerenwijsheid hoeven we ons niet te houden. Drie instituten – het RIVM, TNO en de VU – hebben de uitstoot gemeten. De berekeningen zijn door een onafhankelijke instantie doorgelicht en bleken te kloppen. Er valt geen speld tussen te krijgen. Wedden dat de tegenstanders strak en stijf blijven volhouden dat hier niks van klopt.

Van strippenkaart naar OV-chip

De komst van iets nieuws gaat doorgaans met horten en stoten. Waar we aan gewend zijn staan we liever niet af. Neem de vervoerbewijzen in het OV. Tot de jaren zeventig van de vorige eeuw kochten we gewoon een bus- of tramkaartje. In 1980 kwam de Nationale Strippenkaart en sinds 2009 is de OV-chip het algemeen vervoermiddel.

De invoering van die kaartsystemen kostte veel kritiek. In het begin klaagden bus- en trambestuurders steen en been over de strippenkaart. De nieuwe methode ging uit van een uniform stads- en streekvervoer. De vervoersbedrijven, die vrijwel altijd in gemeentelijke handen waren, verloren hun eigen kaartjes en daar protesteerden ze fel tegen.

Het OV in Rotterdam en Amsterdam behield vanaf 1974 en 1977 de eigen vervoersbewijzen, maar de gemeenten verloren de zeggenschap over de tarieven, die werden vanaf nu bepaald door het Rijk die een zonetarief invoerde. In 1980 kwam er voor stad- en streekvervoer een Nationale Strippenkaart, die door het publiek aanvankelijk te omslachtig en te duur werd gevonden. Het voordeel was dat je nu op een kaart het hele land door kon. Zelf stadsritten met de trein waren mogelijk.

Stempelautomaar voor de Nationale Strippenkaart.

 

MagneetKaart

Met de komst van de computer werd reizen eenvoudiger. In Hongkong reisde de mensen in het OV met een MagneetKaart. Siemens ontwierp ook zo’n kaart maar het project mislukte. De kaart werkte niet goed en was ook fraudegevoelig. De ontwerp-, introductie- en verbeterkosten kwamen uit op ruim 300 miljoen gulden. In 1989 werd het project stopgezet.

In 2002 deed een nieuwe magneetkaart zijn intrede: de OV-chipkaart, een elektronische betaalpas voor het hele OV. Natuurlijk was er tegenstand. Want hoe kun je nou reizen op een onzichtbare magneetstrip. En kloppen de tarieven wel? De kaart was een ‘wonder’ en in wonderen geloven de meeste mensen niet. Maar vanaf 2009 is de OV-chip gemeengoed en zijn we volkomen overtuigd van het gemak en de voordelen.