Home

Alles verandert bliksemsnel

De wereld is in nauwelijks 20 jaar totaal veranderd. Internet is de nieuwe Werkelijkheid geworden. Ruim 100 jaar geleden brachten telegraaf, telefoon, stoomboot, en trein, later het vliegtuig ons vooruit. Het ging snel, maar nooit zo snel als nu.

Onze wereld is veranderd in een dorp. Financiën, handel en industrie zijn uitgegroeid tot een georganiseerde productieketen. In dit ‘werelddorp’ met 7 miljard inwoners draait het om globalisering: het openstellen van grenzen voor de gemakkelijke verplaatsing van goederen en diensten.

Die ontwikkeling gaat razendsnel. Alleen een crisis, recessie of oorlog kan er een eind aan maken. Maar zijn de puinhopen aan de kant geschoven dan draait alles gewoon weer door en wellicht nog sneller dan voorheen.

Op deze site wil ik de veranderingen in de wereld volgen. Niet zoals een krant of tijdschrift doet, maar door alleen datgene eruit te pikken wat ik belangrijk vind.

Nederland in WO 1 nu gratis te lezen. Het boek verscheen in 2014.

nederland in wo1

Nederland in wo1


Bauhauslamp, icoon van de moderne verlichtingsindustrie

Soms krijg je een Aha-moment, dan loop je zomaar tegen iets bijzonders aan, zoals deze Bauhauslamp. Hij staat in de etalage van een antiekwinkel in Deventer. Ofschoon hij tussen belegen spullen staat vraag ik me af of deze klassieke lamp echt is. Op het eerste gezicht zeg ik ja, maar ik ben geen kenner. Het vragen aan de verkoper ging niet, want de winkel was dicht.

Wat maakt een Bauhauslamp bijzonder? Het is een ontwerp uit de tweede fase van de industriële revolutie, de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw. De tijd waarin massaproductie op gang kwam. Fabrieken mengden zich in het ontwerpproces, daarmee ontstond de industriële vormgeving die zich vertaalde in allerlei bijzondere gebruiksvoorwerpen. Bauhaus, de hogeschool voor ambachtslieden, architecten en beeldend kunstenaars in Weimar, later in Berlijn, drukte honderd jaar geleden een belangrijk stempel op deze bijzondere vormgeving, die nog altijd veel bewondering geniet.

Bauhauslamp in de etalage van een antiekwinkel in Deventer.

In tegenstelling tot de massaproductie stond bij Bauhaus de verbeelding voorop. Directeur Walter Gropius: ‘De verbeelding is belangrijker dan alle technologie, die altijd ondergeschikt is aan de menselijke wil’. Daarom maakte Bauhaus alleen handgemaakte producten, ieder ontwerp is uniek. Ze zijn vooral simpel maar ook elegant. Geen toeters en bellen, alles is strak en duidelijk. Ook in Nederland kreeg deze aanpak navolging, denk aan het functionele Gispen-meubilair.

De Bauhauslamp is een echte eyecatcher, gemaakt van glas en metaal. De lamp geeft een sfeervol, warm licht, en is met recht een icoon van de moderne verlichting. Een replica koop je voor zo’n 400 euro. Echte Bauhauslampen zijn doorgaans alleen te koop op antiekveilingen of in antiekwinkels.

 

Rehoboth Doorwerth: mijn eerste gevecht

Rehoboth-school, Doorwerth.

Naarmate de jaren vorderen treden gedachten aan vroeger steeds meer op de voorgrond. Daarom ben ik teruggegaan naar mijn lagere school in Doorwerth. Een christelijke school genaamd de Rehoboth, letterlijk vertaald: een ruimte door God gegeven om in te leven.

Het schoolgebouw ziet er nagenoeg hetzelfde uit als in mijn jeugd, ik spreek van de jaren zestig. In het middendeel van de school waren in de jaren vijftig en zestig kerkdiensten van de Nederlandse Hervormde kerk. Op steenworp afstand van de school staat sinds de jaren zeventig een NH-kerk. Toen ik daar op school zat vonden in het middendeel doordeweeks lessen plaats. Het was een bar slecht verlichte ruimte waardoor mijn ogen al snel moesten wennen aan een bril.

Het middendeel deed dienst als leslokaal, kerk en stembureau.

Een mozaïek van een zaaier staat op de achterkant van de school.

Was het lesniveau op de Rehoboth goed? Nee, de lesstof werd afgeraffeld, maar dat merk je pas later. Van enige persoonlijke begeleiding was nauwelijks sprake. De onderwijzers – Van Beek – het hoofd – juffrouw Janssen, Pilkes en Van Leer (ze zullen niet meer leven) – hadden een hele kluif aan de begeleiding van grote klassen. Doorwerth was in die jaren een dorp vol  jonge gezinnen. Niet alleen de protestantse, maar ook de rooms-katholieke en de openbare school in Heveadorp zaten vol.

Staand op het schoolplein denk ik aan de speelkwartieren. Hoor in de verte weer een bel en zie de leren voetbal met uitstulpende binnen bal over de tegels stuiteren. Freddie Oldemenger – voor mij de pestkop van de klas – greep de bal en rende er mee naar huis. Diefstal! De dag erop leverde ik daar het eerste gevecht in mijn leven.

Stirling

De glooiende boshelling achter de school, met rechts het fietsenhok waar in mijn kindertijd een uitleenbibliotheek was, ze zijn er nog. Boeken in gescheurde bruine kaften, nog ruik ik de penetrante papierlucht. Maar nooit vertelde iemand mij dat er tijdens de Slag om Arnhem hier een Stirling neergestort is. Het Britse transporttoestel werd op 21 september 1944 onder vuur genomen door Duitse jachtvliegtuigen. Zeven inzittenden kwamen daarbij om het leven. Eén van de twee air despatchers, W.H. Brook, overleefde de crash. Hij werd door de Duitsers afgevoerd naar een krijgsgevangenenkamp. In die tijd stond hier niets, er was slechts bos. De Rehoboth werd begin jaren vijftig gebouwd. Jaren later kwam er een monument dat aan de crash herinnert.

Gym

Ingang openbare school van meester Lijftocht in Heveadorp. Tegenwoordig werken er kunstenaars.

Gymlessen kregen we in de school van hoofdmeester Lijftocht – de openbare in Heveadorp. Daarnaast de Zaaijer, de zondagschool/club, waar je vooral kwam om te figuurzagen. Recht ertegenover het postkantoor, al heb ik dat van horen zeggen, ik heb het nooit als dusdanig gekend.

Bekende Nederlanders heeft de school nooit afgeleverd. Tijdens mijn latere opleidingen zou ik diverse studenten treffen die nu BN’er zijn, maar dat is een ander verhaal.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Belg reed lang zonder rijbewijs

In Nederland rijden anno 2022 ruim acht miljoen auto’s rond. Honderd jaar geleden waren het er ruim 17.000. Destijds was de auto een unicum, een luxe vervoermiddel dat veelal werd bereden door de gegoede burgerij, niet zelden bestuurd door een chauffeur.

Ook het vrachtverkeer kwam op in de jaren ’20 van de vorige eeuw.

Het aantal auto’s nam rap toe. In 1924 reden er al ruim 30.000 auto’s door Nederland. Daarmee groeide de behoefte aan verkeersregels. In navolging van Londen, waar al in 1868 een verkeerslicht verscheen bij the Houses of Parlement, kwam er in 1928 een verkeerssignaal op de Laan van Meerdervoort in Den Haag. Op affiches werden de verkeersdeelnemers, vooral fietsers en motorrijders, gewezen op de gevaren in het verkeer.

In het begin was het allemaal behelpen, zelfs de parkeerplaatsen waren ondermaats.

Een van de eerste Nederlandse autobussen.

Behalve het aantal auto’s nam in die jaren ook het busverkeer toe. De eerste ‘omnibus’ (letterlijk: voor allen) reed in 1829 door Londen. In de jaren twintig waren er in Nederland niet minder dan zeshonderd busdiensten. Aanvankelijk was er aan de dienstregelingen geen touw vast te knopen, maar vanaf 1927 kwam er structuur in.

Sinds 1906 is in Nederland een rijbewijs vereist. Daar hoefde je aanvankelijk geen theorie-examen voor af te leggen en ook geen medische keuring te ondergaan. In Nederland kwam er in 1927 een echt rijexamen – België kent dat examen pas sinds 1977, voor 1967 mocht daar iedereen boven de 21 jaar in een auto rijden.