Alles verandert bliksemsnel
De wereld is in nauwelijks 20 jaar totaal veranderd. Internet is de nieuwe Werkelijkheid geworden. Ruim 100 jaar geleden brachten telegraaf, telefoon, stoomboot, en trein, later het vliegtuig ons vooruit. Het ging snel, maar nooit zo snel als nu.
Onze wereld is veranderd in een dorp. Financiën, handel en industrie zijn uitgegroeid tot een georganiseerde productieketen. In dit ‘werelddorp’ met 7 miljard inwoners draait het om globalisering: het openstellen van grenzen voor de gemakkelijke verplaatsing van goederen en diensten.
Die ontwikkeling gaat razendsnel. Alleen een crisis, recessie of oorlog kan er een eind aan maken. Maar zijn de puinhopen aan de kant geschoven dan draait alles gewoon weer door en wellicht nog sneller dan voorheen.
Op deze site wil ik de veranderingen in de wereld volgen. Niet zoals een krant of tijdschrift doet, maar door alleen datgene eruit te pikken wat ik belangrijk vind.
Nederland in WO 1 nu gratis te lezen. Het boek verscheen in 2014.
Karmann-Ghia, elegante VW in Italiaans maatkostuum
Op een plein tref ik deze roemruchte klassieker, de Volkswagen Karmann-Ghia. Duitse perfectie in een Italiaans maatkostuum. Ook al viel de snelheid mee hij maakte menigeen aan het likkebaarden. En wie er voor viel tastte niet alleen spontaan, maar ook diep in de geldbuidel.
De elegante Ghia van carrosseriebouwer Karmann kostte evenveel als twee doorsnee VW’s. Maar dan had je ook wat! Deze sportieveling was een sprankelend juweel uit het Deutsche Wirtschaftswunder. De eerste coupés reden in 1955 op de weg. Tot aan het eind van de productie in 1974 werden er ruim 467.000 van verkocht, inclusief ruim 81.000 Ghia-cabrio’s.
Voor die tijd was de luchtgekoelde boxermotor achterin een uitblinker. Met een inhoud van 1534 m3 haalde de boxer een snelheid van 145 kilometer per uur. Nu is dat niks, maar destijds nam je je pet er eerbiedig voor af.
Tegenwoordig is de Karmann-Ghia een gewilde klassieker, vooral exemplaren van voor 1971 zijn in trek. Prijzen variëren van 17.500 euro tot 25.000 euro voor een cabrio. Vind je een Karmann-Ghia met problemen, laat hem dan staan, want deze auto’s zitten lastig in elkaar – veel laswerk – waardoor zelf restaureren verre van gemakkelijk is.
Oeroude grafheuvels nog lang niet allemaal ontdekt
Een bos of heideveld bevat soms meer dan alleen bomen en struiken. Zie je op je wandeling een klein heuveltje? Dat kan dat een stuifzandheuvel zijn, maar evengoed een grafheuvel uit het neolithicum – de nieuwe steentijd (ca. 11.000 v. Chr.) of de bronstijd (ca. 3000 tot 800 v. Chr.). Een archeoloog drijft zijn gutsboor in de heuvel. Bij het naar boven halen komt er een stukje houtskool mee. Nu weet hij het zeker, het is een tumulus, want houtskool wijst op een crematie.
Nederland telt zo’n drieduizend grafheuvels, daarvan zijn er zo’n 1.600 op de Veluwe, maar ook in Drenthe zijn veel grafheuvels. Naar schatting zijn nog ruim 600 tumuli onontdekt. Archeologen voeren daarom geregeld veldonderzoek uit. Soms vinden ze een grafheuvel op een bijzondere locatie. Zo werd er begin deze eeuw een gevonden tussen al jaren bewoonde flats aan de W.A. Scholtenlaan in het Gelderse Doorwerth.
Het merendeel van de grafheuvels is twee meter hoog en tien meter breed, maar zijn ze altijd rond? Nee, uit de midden-bronstijd kennen we langwerpige grafheuvels, maar die zijn moeilijk te vinden.
Schatzoekers
In de negentiende eeuw prikten schatzoekers een ijzeren staaf in een grafheuvel. Stuitten ze op een grafgift, doorgaans een klokbeker uit het laat neolithicum, dan ging de schep in de grond. Dat ze daarmee een archeologisch monument verstoorden deerde ze niet. De eerste Nederlander die dat wel ter harte nam was de predikant Johan Picardt uit Drenthe. Hij leefde in de zeventiende eeuw en wordt gezien als de oervader van de archeologie.
In het neolithicum begroeven ze slechts een enkeling in een grafheuvel, in de midden-bronstijd gingen er meerderen in een graf. In 1971 werd bij de aanleg van de A50 bij Wolfheze een grafheuvel uit de midden-bronstijd ontdekt. Het was een tweeperiodenheuvel, de eerste periode telde zes crematiebijzettingen, daarvan is een urn teruggevonden. De tweede periode bevatte 8 schachtgraven uit de midden-bronstijd.
Rolandseck
De oudste grafheuvel van Nederland is gevonden bij Apeldoorn, De tumuli stamt uit het begin van de touwbekerperiode en is zo’n vijfduizend jaar oud.
Grafheuvels lagen nooit in nederzettingen, maar altijd langs verbindingswegen tussen bewoonde gebieden. In Doorwerth zijn meerder grafheuvels ontdekt. Op het kruispunt bij Kievitsdel kwamen klokbekers uit een tumuli die er nog steeds is. In het groepje grafheuvels op de top van de stuwwal bij Rolandseck – Kapelleboom – in Doorwerth zijn mogelijk bewoners uit de Betuwe bijgezet of uit de uiterwaarden langs de Rijn. Door de daar gevonden voorwerpen – een hielbijl, dik- en dunwandig aardewerk met houtskoolvlekken van crematies – is bekend dat de tumuli zijn aangelegd tijdens de overgang van de vroege naar de midden-bronstijd.
Met de komst van de Romeinen – 57 v. Chr. – was het gedaan met de aanleg van grafheuvels. Hoewel de Romeinen sporadisch de Rijn overstaken waren er wel degelijk contacten met boeren in het noorden waarmee ze handeldreven en die hun gewoonten overnamen.
Wilhelmi, oprichter van de Hevea-rubberfabriek
Waar Heveadorp begint is de Wilhelmilaan, genoemd naar Dirk Frans Wilhelmi, oprichter van de Hevea Rubberfabriek, die hier tot ver na de Tweede Wereldoorlog onder meer banden en rubberen laarzen fabriceerde. In 2009 beschreef ik het leven van Wilhelmi in het boek Nederlandse Ondernemers 1850-1950.
Voormalig directeur Wilhelmi liet een dorp en een internationaal bekendstaande fabriek na, maar hijzelf verdween in de mist van de tijd. Van hem noch van zijn vrouw zijn er foto’s – althans, ik heb ze niet gevonden – en voor zover bekend ontbreekt het ook aan nazaten.
Wilhelmi werd op 19 februari 1877 geboren in Appingedam. Zijn vader was zadelmaker. Ook de jonge Wilhelmi ontwikkelt een passie voor leer en rubber. Als tiener loopt hij stage bij Bata in Tsjechië, destijds de modernste schoenenfabriek van Europa. Terug in Groningen wil hij schoenen gaan maken, maar door de grote concurrentie schakelt hij over op de bandenfabricage, vooral fietsbanden zijn in het begin van de 20ste eeuw uiterst gewild.
In 1906 richt hij Wilhelmi & Co op, een bandenfabriek in Sappemeer. Het geld is afkomstig van een rijke boer, Tonko Haijo Meijer. Al gauw opent Wilhelmi een groter complex in Hoogezand. Met de caoutchoucfabriek Pompe & Co in Amsterdam sluit hij een samenwerkingsverband. In 1911 verandert de naam Wilhelmi & Co in de Rubber Hevea Exploitatie Maatschappij, genoemd naar de Braziliaanse Rubberboom Hevea Brasiliensis. Vanaf dan maakt de fabriek behalve banden ook laarzen en schoenen.
Seelbeeckdal
De rubberstank van Hevea is de Hoogezanders te veel. De fabriek krijgt een uitbreidingsverbod. Wilhelmi zoekt een nieuwe locatie en vindt die in de bossen bij Oosterbeek. Het prachtige Seelbeeckdal moet eraan geloven – niemand protesteert. Voor de aan- en afvoer van producten is het dal zeer gewild: aan de Rijn is plek voor een haven, de Rhijnspoorweg – Utrecht-Duitse grens – ligt vlakbij, evenals de autoweg Arnhem – Utrecht. In 1915 koopt Wilhelmi voor 200.000 gulden de modelboerderij Huis ter Aa, inclusief 21 hectare grond. Op 5 september 1916 opent de NV Hevea Rubberfabrieken – ook wel de Doorwertsche Rubberfabrieken genoemd. Er werken dan 150 mensen.
Voor de arbeiders verrijst bij de fabriek een dorp in Engelse landhuisstijl, Heveadorp. Architect is Jan Rothuizen, een leerling van moderne architecten als De Bazel en Berlage. Hij ontwerpt 120 arbeidershuisjes met rieten daken en 23 beambtenwoningen. De arbeiders wonen er graag, want het is goedkoop, minimaal twee gulden per week, inclusief gas, licht en water. Wel moeten de bewoners zich veel laten welgevallen. Om negen uur gaat het licht uit, want dat is goedkoop. In 1927 schrijft de Arnhemsche Courant dat ‘hier de feodale geest der Middeleeuwen heerst’. De bewoners halen er hun schouders over op. Ze hebben wat ze willen, voldoende werk en een dak boven hun hoofd.
Crisis
Bij het uitbreken van de economische crisis in 1929 telt de Hevea 1.500 werknemers. Er zijn dependances in Harderwijk, Loosduinen en Leeuwarden. Maar het gaat niet goed. Wilhelmi krijgt het aan de stok met zijn staf. In dit economisch wantij zou hij te weinig doorzettingsvermogen tonen om de fabriek op de rails te houden. Grootaandeelhouder Meijer dringt zijn zoon Reint Nanko naar voren. Wilhelmi blijft in naam directeur maar Reint Meijer neemt het roer over. In 1934 zwaait Wilhelmi af, hij vertrekt naar Knokke. Tweejaar later overlijdt hij in het ziekenhuis van Vlissingen, 59 jaar oud. Een jaar later overlijdt ook zijn 56-jarige vrouw.
Hevea slaat zich moeizaam door de Tweede Wereldoorlog, waarin het bedrijf menig werknemer verliest aan deportatie en executie. De Marshallhulp brengt ze weer op de been. In 1962 fuseert Hevea met zijn grootste concurrent Vredestein uit Doetinchem. 1977, sluiting van de fabrieken in Heveadorp en Loosduinen. In 1996 neemt het bedrijf de laarzendivisie van het Britse Dunlop over en produceert sindsdien Dunlop Protective Footwear, veiligheidslaarzen en waterdicht schoeisel. Pas in 2004 is Hevea weer een zelfstandig bedrijf dat opereert vanuit Raalte waar sinds 1948 het hoofdkantoor staat. De huizen in het nu rustige Heveadorp – een stille herinnering aan de tijd waarin het Seelbeeckdal werd vergiftigd door een rubberstank en fabriekslawaai – zijn ternauwernood gered van de sloop.