Home

Alles verandert bliksemsnel

De wereld is in nauwelijks 20 jaar totaal veranderd. Internet is de nieuwe Werkelijkheid geworden. Ruim 100 jaar geleden brachten telegraaf, telefoon, stoomboot, en trein, later het vliegtuig ons vooruit. Het ging snel, maar nooit zo snel als nu.

Onze wereld is veranderd in een dorp. Financiën, handel en industrie zijn uitgegroeid tot een georganiseerde productieketen. In dit ‘werelddorp’ met 7 miljard inwoners draait het om globalisering: het openstellen van grenzen voor de gemakkelijke verplaatsing van goederen en diensten.

Die ontwikkeling gaat razendsnel. Alleen een crisis, recessie of oorlog kan er een eind aan maken. Maar zijn de puinhopen aan de kant geschoven dan draait alles gewoon weer door en wellicht nog sneller dan voorheen.

Op deze site wil ik de veranderingen in de wereld volgen. Niet zoals een krant of tijdschrift doet, maar door alleen datgene eruit te pikken wat ik belangrijk vind.

Nederland in WO 1 nu gratis te lezen. Het boek verscheen in 2014.

nederland in wo1

Nederland in wo1


Oeroude grafheuvels nog lang niet allemaal ontdekt

Een bos of heideveld bevat soms meer dan alleen bomen en struiken. Zie je op je wandeling een klein heuveltje? Dat kan dat een stuifzandheuvel zijn, maar evengoed een grafheuvel uit het neolithicum – de nieuwe steentijd (ca. 11.000 v. Chr.) of de bronstijd (ca. 3000 tot 800 v. Chr.). Een archeoloog drijft zijn gutsboor in de heuvel. Bij het naar boven halen komt er een stukje houtskool mee. Nu weet hij het zeker, het is een tumulus, want houtskool wijst op een crematie.

Een grafheuvel tussen de bomen, Rolandseck in Doorwerth.

Nederland telt zo’n drieduizend grafheuvels, daarvan zijn er zo’n 1.600 op de Veluwe, maar ook in Drenthe zijn veel grafheuvels. Naar schatting zijn nog ruim 600 tumuli onontdekt. Archeologen voeren daarom geregeld veldonderzoek uit. Soms vinden ze een grafheuvel op een bijzondere locatie. Zo werd er begin deze eeuw een gevonden tussen al jaren bewoonde flats aan de W.A. Scholtenlaan in het Gelderse Doorwerth.

Het merendeel van de grafheuvels is twee meter hoog en tien meter breed, maar zijn ze altijd rond? Nee, uit de midden-bronstijd kennen we langwerpige grafheuvels, maar die zijn moeilijk te vinden.

Schatzoekers

Een bijzonder rijk versierde klokbeker uit Voorthuizen.

In de negentiende eeuw prikten schatzoekers een ijzeren staaf in een grafheuvel. Stuitten ze op een grafgift, doorgaans een klokbeker uit het laat neolithicum, dan ging de schep in de grond. Dat ze daarmee een archeologisch monument verstoorden deerde ze niet. De eerste Nederlander die dat wel ter harte nam was de predikant Johan Picardt uit Drenthe. Hij leefde in de zeventiende eeuw en wordt gezien als de oervader van de archeologie.

Pot gebruikt voor het opbergen van crematieresten.

In het neolithicum begroeven ze slechts een enkeling in een grafheuvel, in de midden-bronstijd gingen er meerderen in een graf. In 1971 werd bij de aanleg van de A50 bij Wolfheze een grafheuvel uit de midden-bronstijd ontdekt. Het was een tweeperiodenheuvel, de eerste periode telde zes crematiebijzettingen, daarvan is een urn teruggevonden. De tweede periode bevatte 8 schachtgraven uit de midden-bronstijd.

Rolandseck

De oudste grafheuvel van Nederland is gevonden bij Apeldoorn, De tumuli stamt uit het begin van de touwbekerperiode en is zo’n vijfduizend jaar oud.

Bij Rolandseck zijn meerdere grafheuvels nauwelijks zichtbaar.

In oude nederzettingen worden vaak alleen scherven gevonden.

Grafheuvels lagen nooit in nederzettingen, maar altijd langs verbindingswegen tussen bewoonde gebieden. In Doorwerth zijn meerder grafheuvels ontdekt. Op het kruispunt bij Kievitsdel kwamen  klokbekers uit een tumuli die er nog steeds is. In het groepje grafheuvels op de top van de stuwwal bij Rolandseck – Kapelleboom – in Doorwerth zijn mogelijk bewoners uit de Betuwe bijgezet of uit de uiterwaarden langs de Rijn. Door de daar gevonden voorwerpen – een hielbijl, dik- en dunwandig aardewerk met houtskoolvlekken van crematies – is bekend dat de tumuli zijn aangelegd tijdens de overgang van de vroege naar de midden-bronstijd.

Met de komst van de Romeinen – 57 v. Chr. – was het gedaan met de aanleg van grafheuvels. Hoewel de Romeinen sporadisch de Rijn overstaken waren er wel degelijk contacten met boeren in het noorden waarmee ze handeldreven en die hun gewoonten overnamen.

 

Wilhelmi, oprichter van de Hevea-rubberfabriek

Waar Heveadorp begint is de Wilhelmilaan, genoemd naar Dirk Frans Wilhelmi,  oprichter van de Hevea Rubberfabriek, die hier tot ver na de Tweede Wereldoorlog onder meer banden en rubberen laarzen fabriceerde. In 2009 beschreef ik het leven van Wilhelmi in het boek Nederlandse Ondernemers 1850-1950.

Voormalig directeur Wilhelmi liet een dorp en een internationaal bekendstaande fabriek na, maar hijzelf verdween in de mist van de tijd. Van hem noch van zijn vrouw zijn er  foto’s – althans, ik heb ze niet gevonden – en voor zover bekend ontbreekt het ook aan nazaten.

De eerste gebouwen van de rubberfabriek in Heveadorp, alles is vervangen door woningbouw.

Wilhelmi werd op 19 februari 1877 geboren in Appingedam. Zijn vader was zadelmaker. Ook de jonge Wilhelmi ontwikkelt een passie voor leer en rubber. Als tiener loopt hij stage bij Bata in Tsjechië, destijds de modernste schoenenfabriek van Europa. Terug in Groningen wil hij schoenen gaan maken, maar door de grote concurrentie schakelt hij over op de bandenfabricage, vooral fietsbanden zijn in het begin van de 20ste eeuw uiterst gewild.

Dezelfde weg als op de foto boven anno 2022.

In 1906 richt hij Wilhelmi & Co op, een bandenfabriek in Sappemeer. Het geld is afkomstig van een rijke boer, Tonko Haijo Meijer. Al gauw opent Wilhelmi een groter complex in Hoogezand. Met de caoutchoucfabriek Pompe & Co in Amsterdam sluit hij een samenwerkingsverband. In 1911 verandert de naam Wilhelmi & Co in de Rubber Hevea Exploitatie Maatschappij, genoemd naar de Braziliaanse Rubberboom Hevea Brasiliensis. Vanaf dan maakt de fabriek behalve banden ook laarzen en schoenen.

Seelbeeckdal

De rubberstank van Hevea is de Hoogezanders te veel. De fabriek krijgt een uitbreidingsverbod. Wilhelmi zoekt een nieuwe locatie en vindt die in de bossen bij Oosterbeek. Het prachtige Seelbeeckdal moet eraan geloven – niemand protesteert. Voor de aan- en afvoer van producten is het dal zeer gewild: aan de Rijn is plek voor een haven, de Rhijnspoorweg – Utrecht-Duitse grens – ligt vlakbij, evenals de autoweg Arnhem – Utrecht. In 1915 koopt Wilhelmi voor 200.000 gulden de modelboerderij Huis ter Aa, inclusief 21 hectare grond. Op 5 september 1916 opent de NV Hevea Rubberfabrieken – ook wel de Doorwertsche Rubberfabrieken genoemd. Er werken dan 150 mensen.

De kenmerkende rietenhuisjes uit de fabriekstijd in Heveadorp zijn bewaard gebleven.

Voor de arbeiders verrijst bij de fabriek een dorp in Engelse landhuisstijl, Heveadorp. Architect is Jan Rothuizen, een leerling van moderne architecten als De Bazel en Berlage. Hij ontwerpt 120 arbeidershuisjes met rieten daken en 23 beambtenwoningen. De arbeiders wonen er graag, want het is goedkoop, minimaal twee gulden per week, inclusief gas, licht en water. Wel moeten de bewoners zich veel laten welgevallen. Om negen uur gaat het licht uit, want dat is goedkoop. In 1927 schrijft de Arnhemsche Courant dat ‘hier de feodale geest der Middeleeuwen heerst’. De bewoners halen er hun schouders over op. Ze hebben wat ze willen, voldoende werk en een dak boven hun hoofd.

Crisis

Op de woonblokken staan de namen van plekken waar het rubber vandaan kwam, zoals hier Borneo.

Bij het uitbreken van de economische crisis in 1929 telt de Hevea 1.500 werknemers. Er zijn dependances in Harderwijk, Loosduinen en Leeuwarden. Maar het gaat niet goed. Wilhelmi krijgt het aan de stok met zijn staf. In dit economisch wantij zou hij te weinig doorzettingsvermogen tonen om de fabriek op de rails te houden. Grootaandeelhouder Meijer dringt zijn zoon Reint Nanko naar voren. Wilhelmi blijft in naam directeur maar Reint Meijer neemt het roer over. In 1934 zwaait Wilhelmi af, hij vertrekt naar Knokke. Tweejaar later overlijdt hij in het ziekenhuis van Vlissingen, 59 jaar oud. Een jaar later overlijdt ook zijn 56-jarige vrouw.

Hevea slaat zich moeizaam door de Tweede Wereldoorlog, waarin het bedrijf menig werknemer verliest aan deportatie en executie. De Marshallhulp brengt ze weer op de been. In 1962 fuseert Hevea met zijn grootste concurrent Vredestein uit Doetinchem. 1977, sluiting van de fabrieken in Heveadorp en Loosduinen. In 1996 neemt het bedrijf de laarzendivisie van het Britse Dunlop over en produceert sindsdien Dunlop Protective Footwear, veiligheidslaarzen en waterdicht schoeisel. Pas in 2004 is Hevea weer een zelfstandig bedrijf dat opereert vanuit Raalte waar sinds 1948 het hoofdkantoor staat. De huizen in het nu rustige Heveadorp – een stille herinnering aan de tijd waarin het Seelbeeckdal werd vergiftigd door een rubberstank en fabriekslawaai – zijn ternauwernood gered van de sloop.

 

 

Rusland en het Westen, samenwerking onrealiseerbaar

In de meeste Russische steden, zoals hier in het mooie St. Petersburg, merk je weinig van de armoede, maar kom je er buiten dan overvalt je diepe ellende.

Onlangs kreeg ik het aan de stok met iemand die mij ervan beschuldigt te denken vanuit westers perspectief. Wie naar de NAVO kijkt, aldus mijn opponent, moet ook rekening houden met het Russische standpunt. Volgens hem houdt het westers militair bondgenootschap dat land gevangen.

Ik legde hem uit dat de Oost-Europese landen zelf om de NAVO hebben gevraagd. Dat klopt niet, zei hij. Ik draaide me om en vertrok, want met mensen die in een parallelle wereld leven wil ik niks te maken hebben.

Poetin, die zich heeft ontwikkeld tot een autocraat, doet niets aan de binnenlandse problemen van Rusland.

Rusland is en blijft een raadsel. Ik bezocht het land tweemaal. De eerste keer in 2004 als verslaggever van het blad Aedes-magazine. Het was de tijd waarin woningcorporaties ver doorschoten in het marktdenken en er zelfs een project in Jekaterinaburg van de grond kwam. De Russische maffia gooide roet in het eten. Dat is Rusland, je bouwt iets op, het komt niet af en wat er overblijft is troep. Zo gaat het in het klein, zo gaat het daar ook in het groot.

Zo is de Russische woningbouw buiten de grote steden, dit is een flat in een buitenwijk van Volgograd.

Koopkrachtverbetering

Rusland, het grootste land van de wereld, is ontiegelijk rijk aan delfstoffen maar daar doen ze vrijwel niks mee, alleen aardgas en olie tellen mee. Bij mijn laatste bezoek in 2014 stonden de winkels vol met westerse waar. De reclame daar is vooral westers, evenals de auto’s. In de steden zijn de prijzen vrijwel gelijk als bij ons, zo niet hoger. Weinig Russen kunnen die hoge prijzen betalen, want de meesten hebben een salaris van ruim 500 euro per maand. Niemand doet iets aan koopkrachtverbetering. In Rusland levert geld niets op, daarom brengen de rijken hun geld liever naar het westen,

Alleen taxi’s zijn nog van Russische makelij, voor de rest rijden er westerse auto’s rond.

Buiten de steden overvalt je diepe ellende. In de dorpen is het land werkelijk straatarm. Daar zijn de dagelijkse boodschappen iets goedkoper, maar krijg je Russische waar en die is horrible.

Treedt het land uit zijn machtsvacuüm, anders gezegd: zou het een verbond aangaan met het Westen – iets wat veel Russen graag zien – dan zou het een enorme oppepper betekenen. Maar nee, zolang Rusland geleid wordt door autocraten die niets moeten hebben van globalisering, zichzelf liever mateloos verrijken dan het volk een beter bestaan te bieden, is samenwerking onrealiseerbaar.