Donderdagavond 9 november 1944. De Duitse bezetter blokkeert alle bruggen, straten en het telefoonverkeer in Rotterdam/Schiedam. Het is de voorbode van de grootste razzia in Nederland, uitgevoerd op 10 en 11 november, waarbij zo´n 52.000 mannen tussen de 17 en 40 jaar werden afgevoerd voor de arbeidsinzet, ze kwamen merendeels terecht in concentratiekampen.
Eind 1944 was het zuidelijk deel van Nederland bevrijd. De geallieerden maakten zich op voor de inval in Duitsland en de aanval op Noord–Nederland. Jonge Nederlandse mannen konden steun bieden aan het geallieerde leger. Uit voorzorg haalden de moffen de mannen straat voor straat uit de huizen. ‘Op hen, die pogen te ontvluchten of weerstand te bieden, zal worden geschoten’, de vijand liet aan duidelijkheid niets te wensen over.
Mijn vader, net 17 geworden, woonde in de Schippersstraat, een zijstraat van de Schiedamseweg, Gewapende soldaten kwamen het huis in. Zijn moeder drukte hem nog gauw een pakje met pannenkoeken in de hand en weg was hij. Door de Rotterdamse razzia waren deze acties in andere steden minder succesvol. Daar dook het merendeel van de mannen onder.
Läuse Buben
Tachtig jaar na dato sta ik op de plek waar mijn vader uiteindelijk in een Konzentrationslager terechtkwam, in Görlitz, een stad in de Duitse deelstaat Saksen. De rivier de Neisse stroomt er lieflijk langs, aan de overkant ligt Polen.
Hij sprak er zelden over, maar deed hij het dan ging het over de erbarmelijke hygiënische leefomstandigheden, de medische nood, het geratel van mitrailleurs en het steeds terugkerende gekrijs. In een ijskoude nacht werden hij en zijn barakgenoten door de SS naar buiten gesleurd. Een vuurpeloton stond klaar. Zijn angst was overweldigend, het einde leek nabij. Onder de soldaten brak luid gelach uit. ‘Na, ihr Läuse Buben´, bulderde hun commandant, ´dass war nur Scherz. Zurück in euer schmutzige Unterkunft und schnell!’
Subkamp
Het KZ Biesnitzer Grund in Görlitz was een subkamp van het Nacht und Nebel-kamp Gross-Rosen (Rogoźnica, Polen), daar zaten vooral Joden. Joden waren er ook in Biesnitzer Grund, van de 1.500 Joden werden er zo’n vierhonderd geliquideerd. Ze liggen in een massagraf op de – inmiddels herstelde – Joodse begraafplaats. De rest ging naar de vernietigingskampen.
Dodemanstocht
In februari ’45 naderde het Rode Leger de Neisse. Haastig werd het kamp ontruimd. Vader liep westwaarts, het was een onmenselijke voettocht. Geen drinken, nauwelijks voedsel. Wie niet meer kon werd doodgeschoten. Vanaf grote afstand zag hij het brandende Dresden, het geallieerde bombardement vond plaats op 13 en 14 februari. Uiteindelijk bereikte de dodemanstocht Mittweida. Daar zat hij vast in een KZ waar slavenarbeid werd verricht voor de elektronicafirma C. Lorenz AG.
In april klonk in de verte het Amerikaanse geschut. De SS ontruimde het kamp. Hij ging naar KZ Röchlitz, een dependance van KZ Flossenbürg. Daar werd hij op 14 april 1945 bevrijd door de Amerikaanse 6th Armored Division, bijgenaamd The Super Sixth.
De geallieerden brachten hem en vele anderen terug naar Nederland, naar Maastricht. Vandaar ging hij naar zijn ouders in Rotterdam. Voor psychische opvang was geen plaats. Zijn familie zat boordevol ellende. De Hongerwinter had er flink in gehakt. Hij wilde zo gauw mogelijk alle tragiek vergeten. Alleen bij vlagen had hij er last van. Tot na zijn veertigste, toen begon het pas echt te knellen.